Vervoeging van genaken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik genaak
    • jij genaakt
    • hij/zij/het genaakt
    • wij genaken
    • jullie genaken
    • zij genaken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik genaakte
    • jij genaakte
    • hij/zij/het genaakte
    • wij genaakten
    • jullie genaakten
    • zij genaakten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben genaakt
    • jij bent genaakt
    • hij/zij/het is genaakt
    • wij zijn genaakt
    • jullie zijn genaakt
    • zij zijn genaakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was genaakt
    • jij was genaakt
    • hij/zij/het was genaakt
    • wij waren genaakt
    • jullie waren genaakt
    • zij waren genaakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal genaken
    • jij zult genaken
    • hij/zij/het zal genaken
    • wij zullen genaken
    • jullie zullen genaken
    • zij zullen genaken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal genaakt zijn
    • jij zult genaakt zijn
    • hij/zij/het zal genaakt zijn
    • wij zullen genaakt zijn
    • jullie zullen genaakt zijn
    • zij zullen genaakt zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou genaken
    • jij zou genaken
    • hij/zij/het zou genaken
    • wij zouden genaken
    • jullie zouden genaken
    • zij zouden genaken
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn genaakt
    • jij zou zijn genaakt
    • hij/zij/het zou zijn genaakt
    • wij zouden zijn genaakt
    • jullie zouden zijn genaakt
    • zij zouden zijn genaakt
  • Imperatief

    • jij genaak
    • jullie genaakt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van genaken