Vervoeging van gidsen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gids
    • jij gidst
    • hij/zij/het gidst
    • wij gidsen
    • jullie gidsen
    • zij gidsen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gidste
    • jij gidste
    • hij/zij/het gidste
    • wij gidsten
    • jullie gidsten
    • zij gidsten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegidst
    • jij hebt gegidst
    • hij/zij/het heeft gegidst
    • wij hebben gegidst
    • jullie hebben gegidst
    • zij hebben gegidst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegidst
    • jij had gegidst
    • hij/zij/het had gegidst
    • wij hadden gegidst
    • jullie hadden gegidst
    • zij hadden gegidst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gidsen
    • jij zult gidsen
    • hij/zij/het zal gidsen
    • wij zullen gidsen
    • jullie zullen gidsen
    • zij zullen gidsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegidst hebben
    • jij zult gegidst hebben
    • hij/zij/het zal gegidst hebben
    • wij zullen gegidst hebben
    • jullie zullen gegidst hebben
    • zij zullen gegidst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gidsen
    • jij zou gidsen
    • hij/zij/het zou gidsen
    • wij zouden gidsen
    • jullie zouden gidsen
    • zij zouden gidsen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegidst
    • jij zou hebben gegidst
    • hij/zij/het zou hebben gegidst
    • wij zouden hebben gegidst
    • jullie zouden hebben gegidst
    • zij zouden hebben gegidst
  • Imperatief

    • jij gids
    • jullie gidst

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gidsen