Vervoeging van groothouden

Onbepaalde wijs (infinitief): groothouden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik houd groot
    • jij houdt groot
    • hij/zij/het houdt groot
    • wij houden groot
    • jullie houden groot
    • zij houden groot
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hield groot
    • jij hield groot
    • hij/zij/het hield groot
    • wij hielden groot
    • jullie hielden groot
    • zij hielden groot
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb grootgehouden
    • jij hebt grootgehouden
    • hij/zij/het heeft grootgehouden
    • wij hebben grootgehouden
    • jullie hebben grootgehouden
    • zij hebben grootgehouden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had grootgehouden
    • jij had grootgehouden
    • hij/zij/het had grootgehouden
    • wij hadden grootgehouden
    • jullie hadden grootgehouden
    • zij hadden grootgehouden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal groothouden
    • jij zult groothouden
    • hij/zij/het zal groothouden
    • wij zullen groothouden
    • jullie zullen groothouden
    • zij zullen groothouden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal grootgehouden hebben
    • jij zult grootgehouden hebben
    • hij/zij/het zal grootgehouden hebben
    • wij zullen grootgehouden hebben
    • jullie zullen grootgehouden hebben
    • zij zullen grootgehouden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou groothouden
    • jij zou groothouden
    • hij/zij/het zou groothouden
    • wij zouden groothouden
    • jullie zouden groothouden
    • zij zouden groothouden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben grootgehouden
    • jij zou hebben grootgehouden
    • hij/zij/het zou hebben grootgehouden
    • wij zouden hebben grootgehouden
    • jullie zouden hebben grootgehouden
    • zij zouden hebben grootgehouden
  • Imperatief

    • jij houd groot
    • jullie houdt groot

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van groothouden