Vervoeging van haarkloven
Onbepaalde wijs (infinitief): haarkloven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik haarkloof
- jij haarklooft
- hij/zij/het haarklooft
- wij haarkloven
- jullie haarkloven
- zij haarkloven
Präsens Indikativ
- ich schikaniere
- du schikanierst
- er/sie/es schikaniert
- wir schikanieren
- ihr schikaniert
- sie schikanieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik haarkloofde
- jij haarkloofde
- hij/zij/het haarkloofde
- wij haarkloofden
- jullie haarkloofden
- zij haarkloofden
Präteritum Indikativ
- ich schikanierte
- du schikaniertest
- er/sie/es schikanierte
- wir schikanierten
- ihr schikaniertet
- sie schikanierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehaarkloofd
- jij hebt gehaarkloofd
- hij/zij/het heeft gehaarkloofd
- wij hebben gehaarkloofd
- jullie hebben gehaarkloofd
- zij hebben gehaarkloofd
Perfekt Indikativ
- ich habe schikaniert
- du hast schikaniert
- er/sie/es hat schikaniert
- wir haben schikaniert
- ihr habt schikaniert
- sie haben schikaniert
Voltooid verleden tijd
- ik had gehaarkloofd
- jij had gehaarkloofd
- hij/zij/het had gehaarkloofd
- wij hadden gehaarkloofd
- jullie hadden gehaarkloofd
- zij hadden gehaarkloofd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte schikaniert
- du hattest schikaniert
- er/sie/es hatte schikaniert
- wir hatten schikaniert
- ihr hattet schikaniert
- sie hatten schikaniert
Toekomende tijd I
- ik zal haarkloven
- jij zult haarkloven
- hij/zij/het zal haarkloven
- wij zullen haarkloven
- jullie zullen haarkloven
- zij zullen haarkloven
Futur I Indikativ
- ich werde schikanieren
- du wirst schikanieren
- er/sie/es wird schikanieren
- wir werden schikanieren
- ihr werdet schikanieren
- sie werden schikanieren
Toekomende tijd II
- ik zal gehaarkloofd hebben
- jij zult gehaarkloofd hebben
- hij/zij/het zal gehaarkloofd hebben
- wij zullen gehaarkloofd hebben
- jullie zullen gehaarkloofd hebben
- zij zullen gehaarkloofd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde schikaniert haben
- du wirst schikaniert haben
- er/sie/es wird schikaniert haben
- wir werden schikaniert haben
- ihr werdet schikaniert haben
- sie werden schikaniert haben
Conditionalis I
- ik zou haarkloven
- jij zou haarkloven
- hij/zij/het zou haarkloven
- wij zouden haarkloven
- jullie zouden haarkloven
- zij zouden haarkloven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde schikanieren
- du würdest schikanieren
- er/sie/es würde schikanieren
- wir würden schikanieren
- ihr würdet schikanieren
- sie würden schikanieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gehaarkloofd
- jij zou hebben gehaarkloofd
- hij/zij/het zou hebben gehaarkloofd
- wij zouden hebben gehaarkloofd
- jullie zouden hebben gehaarkloofd
- zij zouden hebben gehaarkloofd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde schikaniert haben
- du würdest schikaniert haben
- er/sie/es würde schikaniert haben
- wir würden schikaniert haben
- ihr würdet schikaniert haben
- sie würden schikaniert haben
Imperatief
- jij haarkloof
- jullie haarklooft
Imperativ
- du schikaniere
- ihr schikaniert