Vervoeging van handeldrijven

Onbepaalde wijs (infinitief): handeldrijven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik drijf handel
    • jij drijft handel
    • hij/zij/het drijft handel
    • wij drijven handel
    • jullie drijven handel
    • zij drijven handel
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dreef handel
    • jij dreef handel
    • hij/zij/het dreef handel
    • wij dreven handel
    • jullie dreven handel
    • zij dreven handel
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb handelgedreven
    • jij hebt handelgedreven
    • hij/zij/het heeft handelgedreven
    • wij hebben handelgedreven
    • jullie hebben handelgedreven
    • zij hebben handelgedreven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had handelgedreven
    • jij had handelgedreven
    • hij/zij/het had handelgedreven
    • wij hadden handelgedreven
    • jullie hadden handelgedreven
    • zij hadden handelgedreven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal handeldrijven
    • jij zult handeldrijven
    • hij/zij/het zal handeldrijven
    • wij zullen handeldrijven
    • jullie zullen handeldrijven
    • zij zullen handeldrijven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal handelgedreven hebben
    • jij zult handelgedreven hebben
    • hij/zij/het zal handelgedreven hebben
    • wij zullen handelgedreven hebben
    • jullie zullen handelgedreven hebben
    • zij zullen handelgedreven hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou handeldrijven
    • jij zou handeldrijven
    • hij/zij/het zou handeldrijven
    • wij zouden handeldrijven
    • jullie zouden handeldrijven
    • zij zouden handeldrijven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben handelgedreven
    • jij zou hebben handelgedreven
    • hij/zij/het zou hebben handelgedreven
    • wij zouden hebben handelgedreven
    • jullie zouden hebben handelgedreven
    • zij zouden hebben handelgedreven
  • Imperatief

    • jij drijf handel
    • jullie drijft handel