Vervoeging van helpen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik help
    • jij helpt
    • hij/zij/het helpt
    • wij helpen
    • jullie helpen
    • zij helpen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hielp
    • jij hielp
    • hij/zij/het hielp
    • wij hielpen
    • jullie hielpen
    • zij hielpen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geholpen
    • jij hebt geholpen
    • hij/zij/het heeft geholpen
    • wij hebben geholpen
    • jullie hebben geholpen
    • zij hebben geholpen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geholpen
    • jij had geholpen
    • hij/zij/het had geholpen
    • wij hadden geholpen
    • jullie hadden geholpen
    • zij hadden geholpen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal helpen
    • jij zult helpen
    • hij/zij/het zal helpen
    • wij zullen helpen
    • jullie zullen helpen
    • zij zullen helpen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geholpen hebben
    • jij zult geholpen hebben
    • hij/zij/het zal geholpen hebben
    • wij zullen geholpen hebben
    • jullie zullen geholpen hebben
    • zij zullen geholpen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou helpen
    • jij zou helpen
    • hij/zij/het zou helpen
    • wij zouden helpen
    • jullie zouden helpen
    • zij zouden helpen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geholpen
    • jij zou hebben geholpen
    • hij/zij/het zou hebben geholpen
    • wij zouden hebben geholpen
    • jullie zouden hebben geholpen
    • zij zouden hebben geholpen
  • Imperatief

    • jij help
    • jullie helpt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van helpen