Vervoeging van hengelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hengel
    • jij hengelt
    • hij/zij/het hengelt
    • wij hengelen
    • jullie hengelen
    • zij hengelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hengelde
    • jij hengelde
    • hij/zij/het hengelde
    • wij hengelden
    • jullie hengelden
    • zij hengelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehengeld
    • jij hebt gehengeld
    • hij/zij/het heeft gehengeld
    • wij hebben gehengeld
    • jullie hebben gehengeld
    • zij hebben gehengeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehengeld
    • jij had gehengeld
    • hij/zij/het had gehengeld
    • wij hadden gehengeld
    • jullie hadden gehengeld
    • zij hadden gehengeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal hengelen
    • jij zult hengelen
    • hij/zij/het zal hengelen
    • wij zullen hengelen
    • jullie zullen hengelen
    • zij zullen hengelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehengeld hebben
    • jij zult gehengeld hebben
    • hij/zij/het zal gehengeld hebben
    • wij zullen gehengeld hebben
    • jullie zullen gehengeld hebben
    • zij zullen gehengeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou hengelen
    • jij zou hengelen
    • hij/zij/het zou hengelen
    • wij zouden hengelen
    • jullie zouden hengelen
    • zij zouden hengelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehengeld
    • jij zou hebben gehengeld
    • hij/zij/het zou hebben gehengeld
    • wij zouden hebben gehengeld
    • jullie zouden hebben gehengeld
    • zij zouden hebben gehengeld
  • Imperatief

    • jij hengel
    • jullie hengelt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van hengelen