Vervoeging van herontdekken

Onbepaalde wijs (infinitief): herontdekken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik herontdek
    • jij herontdekt
    • hij/zij/het herontdekt
    • wij herontdekken
    • jullie herontdekken
    • zij herontdekken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik herontdekte
    • jij herontdekte
    • hij/zij/het herontdekte
    • wij herontdekten
    • jullie herontdekten
    • zij herontdekten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb herontdekt
    • jij hebt herontdekt
    • hij/zij/het heeft herontdekt
    • wij hebben herontdekt
    • jullie hebben herontdekt
    • zij hebben herontdekt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had herontdekt
    • jij had herontdekt
    • hij/zij/het had herontdekt
    • wij hadden herontdekt
    • jullie hadden herontdekt
    • zij hadden herontdekt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal herontdekken
    • jij zult herontdekken
    • hij/zij/het zal herontdekken
    • wij zullen herontdekken
    • jullie zullen herontdekken
    • zij zullen herontdekken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal herontdekt hebben
    • jij zult herontdekt hebben
    • hij/zij/het zal herontdekt hebben
    • wij zullen herontdekt hebben
    • jullie zullen herontdekt hebben
    • zij zullen herontdekt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou herontdekken
    • jij zou herontdekken
    • hij/zij/het zou herontdekken
    • wij zouden herontdekken
    • jullie zouden herontdekken
    • zij zouden herontdekken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben herontdekt
    • jij zou hebben herontdekt
    • hij/zij/het zou hebben herontdekt
    • wij zouden hebben herontdekt
    • jullie zouden hebben herontdekt
    • zij zouden hebben herontdekt
  • Imperatief

    • jij herontdek
    • jullie herontdekt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van herontdekken