Vervoeging van hoesten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hoest
    • jij hoest
    • hij/zij/het hoest
    • wij hoesten
    • jullie hoesten
    • zij hoesten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hoestte
    • jij hoestte
    • hij/zij/het hoestte
    • wij hoestten
    • jullie hoestten
    • zij hoestten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehoest
    • jij hebt gehoest
    • hij/zij/het heeft gehoest
    • wij hebben gehoest
    • jullie hebben gehoest
    • zij hebben gehoest
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehoest
    • jij had gehoest
    • hij/zij/het had gehoest
    • wij hadden gehoest
    • jullie hadden gehoest
    • zij hadden gehoest
  • Toekomende tijd I

    • ik zal hoesten
    • jij zult hoesten
    • hij/zij/het zal hoesten
    • wij zullen hoesten
    • jullie zullen hoesten
    • zij zullen hoesten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehoest hebben
    • jij zult gehoest hebben
    • hij/zij/het zal gehoest hebben
    • wij zullen gehoest hebben
    • jullie zullen gehoest hebben
    • zij zullen gehoest hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou hoesten
    • jij zou hoesten
    • hij/zij/het zou hoesten
    • wij zouden hoesten
    • jullie zouden hoesten
    • zij zouden hoesten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehoest
    • jij zou hebben gehoest
    • hij/zij/het zou hebben gehoest
    • wij zouden hebben gehoest
    • jullie zouden hebben gehoest
    • zij zouden hebben gehoest
  • Imperatief

    • jij hoest
    • jullie hoest

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van hoesten