Vervoeging van houwen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik houw
    • jij houwt
    • hij/zij/het houwt
    • wij houwen
    • jullie houwen
    • zij houwen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hieuw
    • jij hieuw
    • hij/zij/het hieuw
    • wij hieuwen
    • jullie hieuwen
    • zij hieuwen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehouwen
    • jij hebt gehouwen
    • hij/zij/het heeft gehouwen
    • wij hebben gehouwen
    • jullie hebben gehouwen
    • zij hebben gehouwen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehouwen
    • jij had gehouwen
    • hij/zij/het had gehouwen
    • wij hadden gehouwen
    • jullie hadden gehouwen
    • zij hadden gehouwen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal houwen
    • jij zult houwen
    • hij/zij/het zal houwen
    • wij zullen houwen
    • jullie zullen houwen
    • zij zullen houwen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehouwen hebben
    • jij zult gehouwen hebben
    • hij/zij/het zal gehouwen hebben
    • wij zullen gehouwen hebben
    • jullie zullen gehouwen hebben
    • zij zullen gehouwen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou houwen
    • jij zou houwen
    • hij/zij/het zou houwen
    • wij zouden houwen
    • jullie zouden houwen
    • zij zouden houwen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehouwen
    • jij zou hebben gehouwen
    • hij/zij/het zou hebben gehouwen
    • wij zouden hebben gehouwen
    • jullie zouden hebben gehouwen
    • zij zouden hebben gehouwen
  • Imperatief

    • jij houw
    • jullie houwt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van houwen