Vervoeging van importeren
Onbepaalde wijs (infinitief): importeren
				
				Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik importeer
 - jij importeert
 - hij/zij/het importeert
 - wij importeren
 - jullie importeren
 - zij importeren
 
Present
- I import
 - you import
 - he/she/it imports
 - we import
 - you import
 - they import
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik importeerde
 - jij importeerde
 - hij/zij/het importeerde
 - wij importeerden
 - jullie importeerden
 - zij importeerden
 
Simple past
- I imported
 - you imported
 - he/she/it imported
 - we imported
 - you imported
 - they imported
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïmporteerd
 - jij hebt geïmporteerd
 - hij/zij/het heeft geïmporteerd
 - wij hebben geïmporteerd
 - jullie hebben geïmporteerd
 - zij hebben geïmporteerd
 
Present perfect
- I have imported
 - you have imported
 - he/she/it has imported
 - we have imported
 - you have imported
 - they have imported
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geïmporteerd
 - jij had geïmporteerd
 - hij/zij/het had geïmporteerd
 - wij hadden geïmporteerd
 - jullie hadden geïmporteerd
 - zij hadden geïmporteerd
 
Past perfect
- I had imported
 - you had imported
 - he/she/it had imported
 - we had imported
 - you had imported
 - they had imported
 
Toekomende tijd I
- ik zal importeren
 - jij zult importeren
 - hij/zij/het zal importeren
 - wij zullen importeren
 - jullie zullen importeren
 - zij zullen importeren
 
Future
- I will import
 - you will import
 - he/she/it will import
 - we will import
 - you will import
 - they will import
 
Toekomende tijd II
- ik zal geïmporteerd hebben
 - jij zult geïmporteerd hebben
 - hij/zij/het zal geïmporteerd hebben
 - wij zullen geïmporteerd hebben
 - jullie zullen geïmporteerd hebben
 - zij zullen geïmporteerd hebben
 
Future perfect
- I will have imported
 - you will have imported
 - he/she/it will have imported
 - we will have imported
 - you will have imported
 - they will have imported
 
Conditionalis I
- ik zou importeren
 - jij zou importeren
 - hij/zij/het zou importeren
 - wij zouden importeren
 - jullie zouden importeren
 - zij zouden importeren
 
Conditional present
- I would import
 - you would import
 - he/she/it would import
 - we would import
 - you would import
 - they would import
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geïmporteerd
 - jij zou hebben geïmporteerd
 - hij/zij/het zou hebben geïmporteerd
 - wij zouden hebben geïmporteerd
 - jullie zouden hebben geïmporteerd
 - zij zouden hebben geïmporteerd
 
Conditional perfect
- I would have imported
 - you would have imported
 - he/she/it would have imported
 - we would have imported
 - you would have imported
 - they would have imported
 
Imperatief
- jij importeer
 - jullie importeert
 
Imperative
- you import
 - you import