Vervoeging van ineenzakken

Onbepaalde wijs (infinitief): ineenzakken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zak ineen
    • jij zakt ineen
    • hij/zij/het zakt ineen
    • wij zakken ineen
    • jullie zakken ineen
    • zij zakken ineen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zakte ineen
    • jij zakte ineen
    • hij/zij/het zakte ineen
    • wij zakten ineen
    • jullie zakten ineen
    • zij zakten ineen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben ineengezakt
    • jij bent ineengezakt
    • hij/zij/het is ineengezakt
    • wij zijn ineengezakt
    • jullie zijn ineengezakt
    • zij zijn ineengezakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was ineengezakt
    • jij was ineengezakt
    • hij/zij/het was ineengezakt
    • wij waren ineengezakt
    • jullie waren ineengezakt
    • zij waren ineengezakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ineenzakken
    • jij zult ineenzakken
    • hij/zij/het zal ineenzakken
    • wij zullen ineenzakken
    • jullie zullen ineenzakken
    • zij zullen ineenzakken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ineengezakt zijn
    • jij zult ineengezakt zijn
    • hij/zij/het zal ineengezakt zijn
    • wij zullen ineengezakt zijn
    • jullie zullen ineengezakt zijn
    • zij zullen ineengezakt zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou ineenzakken
    • jij zou ineenzakken
    • hij/zij/het zou ineenzakken
    • wij zouden ineenzakken
    • jullie zouden ineenzakken
    • zij zouden ineenzakken
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn ineengezakt
    • jij zou zijn ineengezakt
    • hij/zij/het zou zijn ineengezakt
    • wij zouden zijn ineengezakt
    • jullie zouden zijn ineengezakt
    • zij zouden zijn ineengezakt
  • Imperatief

    • jij zak ineen
    • jullie zakt ineen

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van ineenzakken