Vervoeging van infiltreren

Onbepaalde wijs (infinitief): infiltreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik infiltreer
    • jij infiltreert
    • hij/zij/het infiltreert
    • wij infiltreren
    • jullie infiltreren
    • zij infiltreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik infiltreerde
    • jij infiltreerde
    • hij/zij/het infiltreerde
    • wij infiltreerden
    • jullie infiltreerden
    • zij infiltreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben geïnfiltreerd
    • jij bent geïnfiltreerd
    • hij/zij/het is geïnfiltreerd
    • wij zijn geïnfiltreerd
    • jullie zijn geïnfiltreerd
    • zij zijn geïnfiltreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was geïnfiltreerd
    • jij was geïnfiltreerd
    • hij/zij/het was geïnfiltreerd
    • wij waren geïnfiltreerd
    • jullie waren geïnfiltreerd
    • zij waren geïnfiltreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal infiltreren
    • jij zult infiltreren
    • hij/zij/het zal infiltreren
    • wij zullen infiltreren
    • jullie zullen infiltreren
    • zij zullen infiltreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geïnfiltreerd zijn
    • jij zult geïnfiltreerd zijn
    • hij/zij/het zal geïnfiltreerd zijn
    • wij zullen geïnfiltreerd zijn
    • jullie zullen geïnfiltreerd zijn
    • zij zullen geïnfiltreerd zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou infiltreren
    • jij zou infiltreren
    • hij/zij/het zou infiltreren
    • wij zouden infiltreren
    • jullie zouden infiltreren
    • zij zouden infiltreren
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn geïnfiltreerd
    • jij zou zijn geïnfiltreerd
    • hij/zij/het zou zijn geïnfiltreerd
    • wij zouden zijn geïnfiltreerd
    • jullie zouden zijn geïnfiltreerd
    • zij zouden zijn geïnfiltreerd
  • Imperatief

    • jij infiltreer
    • jullie infiltreert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van infiltreren