Vervoeging van innaaien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik naai in
    • jij naait in
    • hij/zij/het naait in
    • wij naaien in
    • jullie naaien in
    • zij naaien in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik naaide in
    • jij naaide in
    • hij/zij/het naaide in
    • wij naaiden in
    • jullie naaiden in
    • zij naaiden in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingenaaid
    • jij hebt ingenaaid
    • hij/zij/het heeft ingenaaid
    • wij hebben ingenaaid
    • jullie hebben ingenaaid
    • zij hebben ingenaaid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingenaaid
    • jij had ingenaaid
    • hij/zij/het had ingenaaid
    • wij hadden ingenaaid
    • jullie hadden ingenaaid
    • zij hadden ingenaaid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal innaaien
    • jij zult innaaien
    • hij/zij/het zal innaaien
    • wij zullen innaaien
    • jullie zullen innaaien
    • zij zullen innaaien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingenaaid hebben
    • jij zult ingenaaid hebben
    • hij/zij/het zal ingenaaid hebben
    • wij zullen ingenaaid hebben
    • jullie zullen ingenaaid hebben
    • zij zullen ingenaaid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou innaaien
    • jij zou innaaien
    • hij/zij/het zou innaaien
    • wij zouden innaaien
    • jullie zouden innaaien
    • zij zouden innaaien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingenaaid
    • jij zou hebben ingenaaid
    • hij/zij/het zou hebben ingenaaid
    • wij zouden hebben ingenaaid
    • jullie zouden hebben ingenaaid
    • zij zouden hebben ingenaaid
  • Imperatief

    • jij naai in
    • jullie naait in

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van innaaien