Vervoeging van kaalknippen

Onbepaalde wijs (infinitief): kaalknippen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik knip kaal
    • jij knipt kaal
    • hij/zij/het knipt kaal
    • wij knippen kaal
    • jullie knippen kaal
    • zij knippen kaal
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik knipte kaal
    • jij knipte kaal
    • hij/zij/het knipte kaal
    • wij knipten kaal
    • jullie knipten kaal
    • zij knipten kaal
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb kaalgeknipt
    • jij hebt kaalgeknipt
    • hij/zij/het heeft kaalgeknipt
    • wij hebben kaalgeknipt
    • jullie hebben kaalgeknipt
    • zij hebben kaalgeknipt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had kaalgeknipt
    • jij had kaalgeknipt
    • hij/zij/het had kaalgeknipt
    • wij hadden kaalgeknipt
    • jullie hadden kaalgeknipt
    • zij hadden kaalgeknipt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kaalknippen
    • jij zult kaalknippen
    • hij/zij/het zal kaalknippen
    • wij zullen kaalknippen
    • jullie zullen kaalknippen
    • zij zullen kaalknippen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal kaalgeknipt hebben
    • jij zult kaalgeknipt hebben
    • hij/zij/het zal kaalgeknipt hebben
    • wij zullen kaalgeknipt hebben
    • jullie zullen kaalgeknipt hebben
    • zij zullen kaalgeknipt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kaalknippen
    • jij zou kaalknippen
    • hij/zij/het zou kaalknippen
    • wij zouden kaalknippen
    • jullie zouden kaalknippen
    • zij zouden kaalknippen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben kaalgeknipt
    • jij zou hebben kaalgeknipt
    • hij/zij/het zou hebben kaalgeknipt
    • wij zouden hebben kaalgeknipt
    • jullie zouden hebben kaalgeknipt
    • zij zouden hebben kaalgeknipt
  • Imperatief

    • jij knip kaal
    • jullie knipt kaal