Vervoeging van kabbelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het kabbelt
    • zij kabbelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het kabbelde
    • zij kabbelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft gekabbeld
    • zij hebben gekabbeld
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had gekabbeld
    • zij hadden gekabbeld
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal kabbelen
    • zij zult kabbelen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal gekabbeld hebben
    • zij zult gekabbeld hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal kabbelen
    • zij zullen kabbelen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben gekabbeld
    • zij zullen hebben gekabbeld

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kabbelen