Vervoeging van karren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kar
    • jij kart
    • hij/zij/het kart
    • wij karren
    • jullie karren
    • zij karren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik karde
    • jij karde
    • hij/zij/het karde
    • wij karden
    • jullie karden
    • zij karden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekard
    • jij hebt gekard
    • hij/zij/het heeft gekard
    • wij hebben gekard
    • jullie hebben gekard
    • zij hebben gekard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekard
    • jij had gekard
    • hij/zij/het had gekard
    • wij hadden gekard
    • jullie hadden gekard
    • zij hadden gekard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal karren
    • jij zult karren
    • hij/zij/het zal karren
    • wij zullen karren
    • jullie zullen karren
    • zij zullen karren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekard hebben
    • jij zult gekard hebben
    • hij/zij/het zal gekard hebben
    • wij zullen gekard hebben
    • jullie zullen gekard hebben
    • zij zullen gekard hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou karren
    • jij zou karren
    • hij/zij/het zou karren
    • wij zouden karren
    • jullie zouden karren
    • zij zouden karren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekard
    • jij zou hebben gekard
    • hij/zij/het zou hebben gekard
    • wij zouden hebben gekard
    • jullie zouden hebben gekard
    • zij zouden hebben gekard
  • Imperatief

    • jij kar
    • jullie kart

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van karren