Vervoeging van katapulteren
Onbepaalde wijs (infinitief): katapulteren
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik katapulteer
- jij katapulteert
- hij/zij/het katapulteert
- wij katapulteren
- jullie katapulteren
- zij katapulteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik katapulteerde
- jij katapulteerde
- hij/zij/het katapulteerde
- wij katapulteerden
- jullie katapulteerden
- zij katapulteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekatapulteerd
- jij hebt gekatapulteerd
- hij/zij/het heeft gekatapulteerd
- wij hebben gekatapulteerd
- jullie hebben gekatapulteerd
- zij hebben gekatapulteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gekatapulteerd
- jij had gekatapulteerd
- hij/zij/het had gekatapulteerd
- wij hadden gekatapulteerd
- jullie hadden gekatapulteerd
- zij hadden gekatapulteerd
Toekomende tijd I
- ik zal katapulteren
- jij zult katapulteren
- hij/zij/het zal katapulteren
- wij zullen katapulteren
- jullie zullen katapulteren
- zij zullen katapulteren
Toekomende tijd II
- ik zal gekatapulteerd hebben
- jij zult gekatapulteerd hebben
- hij/zij/het zal gekatapulteerd hebben
- wij zullen gekatapulteerd hebben
- jullie zullen gekatapulteerd hebben
- zij zullen gekatapulteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou katapulteren
- jij zou katapulteren
- hij/zij/het zou katapulteren
- wij zouden katapulteren
- jullie zouden katapulteren
- zij zouden katapulteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gekatapulteerd
- jij zou hebben gekatapulteerd
- hij/zij/het zou hebben gekatapulteerd
- wij zouden hebben gekatapulteerd
- jullie zouden hebben gekatapulteerd
- zij zouden hebben gekatapulteerd
Imperatief
- jij katapulteer
- jullie katapulteert