Vervoeging van kidnappen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kidnap
    • jij kidnapt
    • hij/zij/het kidnapt
    • wij kidnappen
    • jullie kidnappen
    • zij kidnappen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kidnapte
    • jij kidnapte
    • hij/zij/het kidnapte
    • wij kidnapten
    • jullie kidnapten
    • zij kidnapten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekidnapt
    • jij hebt gekidnapt
    • hij/zij/het heeft gekidnapt
    • wij hebben gekidnapt
    • jullie hebben gekidnapt
    • zij hebben gekidnapt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekidnapt
    • jij had gekidnapt
    • hij/zij/het had gekidnapt
    • wij hadden gekidnapt
    • jullie hadden gekidnapt
    • zij hadden gekidnapt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kidnappen
    • jij zult kidnappen
    • hij/zij/het zal kidnappen
    • wij zullen kidnappen
    • jullie zullen kidnappen
    • zij zullen kidnappen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekidnapt hebben
    • jij zult gekidnapt hebben
    • hij/zij/het zal gekidnapt hebben
    • wij zullen gekidnapt hebben
    • jullie zullen gekidnapt hebben
    • zij zullen gekidnapt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kidnappen
    • jij zou kidnappen
    • hij/zij/het zou kidnappen
    • wij zouden kidnappen
    • jullie zouden kidnappen
    • zij zouden kidnappen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekidnapt
    • jij zou hebben gekidnapt
    • hij/zij/het zou hebben gekidnapt
    • wij zouden hebben gekidnapt
    • jullie zouden hebben gekidnapt
    • zij zouden hebben gekidnapt
  • Imperatief

    • jij kidnap
    • jullie kidnapt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kidnappen