Vervoeging van kwalificeren

Onbepaalde wijs (infinitief): kwalificeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kwalificeer
    • jij kwalificeert
    • hij/zij/het kwalificeert
    • wij kwalificeren
    • jullie kwalificeren
    • zij kwalificeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kwalificeerde
    • jij kwalificeerde
    • hij/zij/het kwalificeerde
    • wij kwalificeerden
    • jullie kwalificeerden
    • zij kwalificeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekwalificeerd
    • jij hebt gekwalificeerd
    • hij/zij/het heeft gekwalificeerd
    • wij hebben gekwalificeerd
    • jullie hebben gekwalificeerd
    • zij hebben gekwalificeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekwalificeerd
    • jij had gekwalificeerd
    • hij/zij/het had gekwalificeerd
    • wij hadden gekwalificeerd
    • jullie hadden gekwalificeerd
    • zij hadden gekwalificeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kwalificeren
    • jij zult kwalificeren
    • hij/zij/het zal kwalificeren
    • wij zullen kwalificeren
    • jullie zullen kwalificeren
    • zij zullen kwalificeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekwalificeerd hebben
    • jij zult gekwalificeerd hebben
    • hij/zij/het zal gekwalificeerd hebben
    • wij zullen gekwalificeerd hebben
    • jullie zullen gekwalificeerd hebben
    • zij zullen gekwalificeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kwalificeren
    • jij zou kwalificeren
    • hij/zij/het zou kwalificeren
    • wij zouden kwalificeren
    • jullie zouden kwalificeren
    • zij zouden kwalificeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekwalificeerd
    • jij zou hebben gekwalificeerd
    • hij/zij/het zou hebben gekwalificeerd
    • wij zouden hebben gekwalificeerd
    • jullie zouden hebben gekwalificeerd
    • zij zouden hebben gekwalificeerd
  • Imperatief

    • jij kwalificeer
    • jullie kwalificeert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kwalificeren