Vervoeging van laden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik laad
    • jij laadt
    • hij/zij/het laadt
    • wij laden
    • jullie laden
    • zij laden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik laadde
    • jij laadde
    • hij/zij/het laadde
    • wij laadden
    • jullie laadden
    • zij laadden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geladen
    • jij hebt geladen
    • hij/zij/het heeft geladen
    • wij hebben geladen
    • jullie hebben geladen
    • zij hebben geladen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geladen
    • jij had geladen
    • hij/zij/het had geladen
    • wij hadden geladen
    • jullie hadden geladen
    • zij hadden geladen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal laden
    • jij zult laden
    • hij/zij/het zal laden
    • wij zullen laden
    • jullie zullen laden
    • zij zullen laden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geladen hebben
    • jij zult geladen hebben
    • hij/zij/het zal geladen hebben
    • wij zullen geladen hebben
    • jullie zullen geladen hebben
    • zij zullen geladen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou laden
    • jij zou laden
    • hij/zij/het zou laden
    • wij zouden laden
    • jullie zouden laden
    • zij zouden laden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geladen
    • jij zou hebben geladen
    • hij/zij/het zou hebben geladen
    • wij zouden hebben geladen
    • jullie zouden hebben geladen
    • zij zouden hebben geladen
  • Imperatief

    • jij laad
    • jullie laadt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van laden