Vervoeging van leegdrinken

Onbepaalde wijs (infinitief): leegdrinken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik drink leeg
    • jij drinkt leeg
    • hij/zij/het drinkt leeg
    • wij drinken leeg
    • jullie drinken leeg
    • zij drinken leeg
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dronk leeg
    • jij dronk leeg
    • hij/zij/het dronk leeg
    • wij dronken leeg
    • jullie dronken leeg
    • zij dronken leeg
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb leeggedronken
    • jij hebt leeggedronken
    • hij/zij/het heeft leeggedronken
    • wij hebben leeggedronken
    • jullie hebben leeggedronken
    • zij hebben leeggedronken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had leeggedronken
    • jij had leeggedronken
    • hij/zij/het had leeggedronken
    • wij hadden leeggedronken
    • jullie hadden leeggedronken
    • zij hadden leeggedronken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal leegdrinken
    • jij zult leegdrinken
    • hij/zij/het zal leegdrinken
    • wij zullen leegdrinken
    • jullie zullen leegdrinken
    • zij zullen leegdrinken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal leeggedronken hebben
    • jij zult leeggedronken hebben
    • hij/zij/het zal leeggedronken hebben
    • wij zullen leeggedronken hebben
    • jullie zullen leeggedronken hebben
    • zij zullen leeggedronken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou leegdrinken
    • jij zou leegdrinken
    • hij/zij/het zou leegdrinken
    • wij zouden leegdrinken
    • jullie zouden leegdrinken
    • zij zouden leegdrinken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben leeggedronken
    • jij zou hebben leeggedronken
    • hij/zij/het zou hebben leeggedronken
    • wij zouden hebben leeggedronken
    • jullie zouden hebben leeggedronken
    • zij zouden hebben leeggedronken
  • Imperatief

    • jij drink leeg
    • jullie drinkt leeg

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van leegdrinken