Vervoeging van leegplunderen

Onbepaalde wijs (infinitief): leegplunderen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik plunder leeg
    • jij plundert leeg
    • hij/zij/het plundert leeg
    • wij plunderen leeg
    • jullie plunderen leeg
    • zij plunderen leeg
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik plunderde leeg
    • jij plunderde leeg
    • hij/zij/het plunderde leeg
    • wij plunderden leeg
    • jullie plunderden leeg
    • zij plunderden leeg
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb leeggeplunderd
    • jij hebt leeggeplunderd
    • hij/zij/het heeft leeggeplunderd
    • wij hebben leeggeplunderd
    • jullie hebben leeggeplunderd
    • zij hebben leeggeplunderd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had leeggeplunderd
    • jij had leeggeplunderd
    • hij/zij/het had leeggeplunderd
    • wij hadden leeggeplunderd
    • jullie hadden leeggeplunderd
    • zij hadden leeggeplunderd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal leegplunderen
    • jij zult leegplunderen
    • hij/zij/het zal leegplunderen
    • wij zullen leegplunderen
    • jullie zullen leegplunderen
    • zij zullen leegplunderen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal leeggeplunderd hebben
    • jij zult leeggeplunderd hebben
    • hij/zij/het zal leeggeplunderd hebben
    • wij zullen leeggeplunderd hebben
    • jullie zullen leeggeplunderd hebben
    • zij zullen leeggeplunderd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou leegplunderen
    • jij zou leegplunderen
    • hij/zij/het zou leegplunderen
    • wij zouden leegplunderen
    • jullie zouden leegplunderen
    • zij zouden leegplunderen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben leeggeplunderd
    • jij zou hebben leeggeplunderd
    • hij/zij/het zou hebben leeggeplunderd
    • wij zouden hebben leeggeplunderd
    • jullie zouden hebben leeggeplunderd
    • zij zouden hebben leeggeplunderd
  • Imperatief

    • jij plunder leeg
    • jullie plundert leeg

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van leegplunderen