Vervoeging van leegpompen

Onbepaalde wijs (infinitief): leegpompen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik pomp leeg
    • jij pompt leeg
    • hij/zij/het pompt leeg
    • wij pompen leeg
    • jullie pompen leeg
    • zij pompen leeg
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik pompte leeg
    • jij pompte leeg
    • hij/zij/het pompte leeg
    • wij pompten leeg
    • jullie pompten leeg
    • zij pompten leeg
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb leeggepompt
    • jij hebt leeggepompt
    • hij/zij/het heeft leeggepompt
    • wij hebben leeggepompt
    • jullie hebben leeggepompt
    • zij hebben leeggepompt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had leeggepompt
    • jij had leeggepompt
    • hij/zij/het had leeggepompt
    • wij hadden leeggepompt
    • jullie hadden leeggepompt
    • zij hadden leeggepompt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal leegpompen
    • jij zult leegpompen
    • hij/zij/het zal leegpompen
    • wij zullen leegpompen
    • jullie zullen leegpompen
    • zij zullen leegpompen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal leeggepompt hebben
    • jij zult leeggepompt hebben
    • hij/zij/het zal leeggepompt hebben
    • wij zullen leeggepompt hebben
    • jullie zullen leeggepompt hebben
    • zij zullen leeggepompt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou leegpompen
    • jij zou leegpompen
    • hij/zij/het zou leegpompen
    • wij zouden leegpompen
    • jullie zouden leegpompen
    • zij zouden leegpompen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben leeggepompt
    • jij zou hebben leeggepompt
    • hij/zij/het zou hebben leeggepompt
    • wij zouden hebben leeggepompt
    • jullie zouden hebben leeggepompt
    • zij zouden hebben leeggepompt
  • Imperatief

    • jij pomp leeg
    • jullie pompt leeg

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van leegpompen