Vervoeging van lijden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik lijd
    • jij lijdt
    • hij/zij/het lijdt
    • wij lijden
    • jullie lijden
    • zij lijden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik leed
    • jij leed
    • hij/zij/het leed
    • wij leden
    • jullie leden
    • zij leden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geleden
    • jij hebt geleden
    • hij/zij/het heeft geleden
    • wij hebben geleden
    • jullie hebben geleden
    • zij hebben geleden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geleden
    • jij had geleden
    • hij/zij/het had geleden
    • wij hadden geleden
    • jullie hadden geleden
    • zij hadden geleden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal lijden
    • jij zult lijden
    • hij/zij/het zal lijden
    • wij zullen lijden
    • jullie zullen lijden
    • zij zullen lijden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geleden hebben
    • jij zult geleden hebben
    • hij/zij/het zal geleden hebben
    • wij zullen geleden hebben
    • jullie zullen geleden hebben
    • zij zullen geleden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou lijden
    • jij zou lijden
    • hij/zij/het zou lijden
    • wij zouden lijden
    • jullie zouden lijden
    • zij zouden lijden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geleden
    • jij zou hebben geleden
    • hij/zij/het zou hebben geleden
    • wij zouden hebben geleden
    • jullie zouden hebben geleden
    • zij zouden hebben geleden
  • Imperatief

    • jij lijd
    • jullie lijdt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van lijden