Vervoeging van liniëren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik linieer
    • jij linieert
    • hij/zij/het linieert
    • wij liniëren
    • jullie liniëren
    • zij liniëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik linieerde
    • jij linieerde
    • hij/zij/het linieerde
    • wij linieerden
    • jullie linieerden
    • zij linieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gelinieerd
    • jij hebt gelinieerd
    • hij/zij/het heeft gelinieerd
    • wij hebben gelinieerd
    • jullie hebben gelinieerd
    • zij hebben gelinieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gelinieerd
    • jij had gelinieerd
    • hij/zij/het had gelinieerd
    • wij hadden gelinieerd
    • jullie hadden gelinieerd
    • zij hadden gelinieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal liniëren
    • jij zult liniëren
    • hij/zij/het zal liniëren
    • wij zullen liniëren
    • jullie zullen liniëren
    • zij zullen liniëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gelinieerd hebben
    • jij zult gelinieerd hebben
    • hij/zij/het zal gelinieerd hebben
    • wij zullen gelinieerd hebben
    • jullie zullen gelinieerd hebben
    • zij zullen gelinieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou liniëren
    • jij zou liniëren
    • hij/zij/het zou liniëren
    • wij zouden liniëren
    • jullie zouden liniëren
    • zij zouden liniëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gelinieerd
    • jij zou hebben gelinieerd
    • hij/zij/het zou hebben gelinieerd
    • wij zouden hebben gelinieerd
    • jullie zouden hebben gelinieerd
    • zij zouden hebben gelinieerd
  • Imperatief

    • jij linieer
    • jullie linieert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van liniëren