Vervoeging van masturberen

Onbepaalde wijs (infinitief): masturberen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik masturbeer
    • jij masturbeert
    • hij/zij/het masturbeert
    • wij masturberen
    • jullie masturberen
    • zij masturberen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik masturbeerde
    • jij masturbeerde
    • hij/zij/het masturbeerde
    • wij masturbeerden
    • jullie masturbeerden
    • zij masturbeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemasturbeerd
    • jij hebt gemasturbeerd
    • hij/zij/het heeft gemasturbeerd
    • wij hebben gemasturbeerd
    • jullie hebben gemasturbeerd
    • zij hebben gemasturbeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemasturbeerd
    • jij had gemasturbeerd
    • hij/zij/het had gemasturbeerd
    • wij hadden gemasturbeerd
    • jullie hadden gemasturbeerd
    • zij hadden gemasturbeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal masturberen
    • jij zult masturberen
    • hij/zij/het zal masturberen
    • wij zullen masturberen
    • jullie zullen masturberen
    • zij zullen masturberen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemasturbeerd hebben
    • jij zult gemasturbeerd hebben
    • hij/zij/het zal gemasturbeerd hebben
    • wij zullen gemasturbeerd hebben
    • jullie zullen gemasturbeerd hebben
    • zij zullen gemasturbeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou masturberen
    • jij zou masturberen
    • hij/zij/het zou masturberen
    • wij zouden masturberen
    • jullie zouden masturberen
    • zij zouden masturberen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemasturbeerd
    • jij zou hebben gemasturbeerd
    • hij/zij/het zou hebben gemasturbeerd
    • wij zouden hebben gemasturbeerd
    • jullie zouden hebben gemasturbeerd
    • zij zouden hebben gemasturbeerd
  • Imperatief

    • jij masturbeer
    • jullie masturbeert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van masturberen