Vervoeging van mennen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik men
    • jij ment
    • hij/zij/het ment
    • wij mennen
    • jullie mennen
    • zij mennen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik mende
    • jij mende
    • hij/zij/het mende
    • wij menden
    • jullie menden
    • zij menden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemend
    • jij hebt gemend
    • hij/zij/het heeft gemend
    • wij hebben gemend
    • jullie hebben gemend
    • zij hebben gemend
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemend
    • jij had gemend
    • hij/zij/het had gemend
    • wij hadden gemend
    • jullie hadden gemend
    • zij hadden gemend
  • Toekomende tijd I

    • ik zal mennen
    • jij zult mennen
    • hij/zij/het zal mennen
    • wij zullen mennen
    • jullie zullen mennen
    • zij zullen mennen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemend hebben
    • jij zult gemend hebben
    • hij/zij/het zal gemend hebben
    • wij zullen gemend hebben
    • jullie zullen gemend hebben
    • zij zullen gemend hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou mennen
    • jij zou mennen
    • hij/zij/het zou mennen
    • wij zouden mennen
    • jullie zouden mennen
    • zij zouden mennen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemend
    • jij zou hebben gemend
    • hij/zij/het zou hebben gemend
    • wij zouden hebben gemend
    • jullie zouden hebben gemend
    • zij zouden hebben gemend
  • Imperatief

    • jij men
    • jullie ment

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van mennen