Vervoeging van middelen
Onbepaalde wijs (infinitief): middelen
				
				Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik middel
 - jij middelt
 - hij/zij/het middelt
 - wij middelen
 - jullie middelen
 - zij middelen
 
Present
- I mediate
 - you mediate
 - he/she/it mediates
 - we mediate
 - you mediate
 - they mediate
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik middelde
 - jij middelde
 - hij/zij/het middelde
 - wij middelden
 - jullie middelden
 - zij middelden
 
Simple past
- I mediated
 - you mediated
 - he/she/it mediated
 - we mediated
 - you mediated
 - they mediated
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemiddeld
 - jij hebt gemiddeld
 - hij/zij/het heeft gemiddeld
 - wij hebben gemiddeld
 - jullie hebben gemiddeld
 - zij hebben gemiddeld
 
Present perfect
- I have mediated
 - you have mediated
 - he/she/it has mediated
 - we have mediated
 - you have mediated
 - they have mediated
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gemiddeld
 - jij had gemiddeld
 - hij/zij/het had gemiddeld
 - wij hadden gemiddeld
 - jullie hadden gemiddeld
 - zij hadden gemiddeld
 
Past perfect
- I had mediated
 - you had mediated
 - he/she/it had mediated
 - we had mediated
 - you had mediated
 - they had mediated
 
Toekomende tijd I
- ik zal middelen
 - jij zult middelen
 - hij/zij/het zal middelen
 - wij zullen middelen
 - jullie zullen middelen
 - zij zullen middelen
 
Future
- I will mediate
 - you will mediate
 - he/she/it will mediate
 - we will mediate
 - you will mediate
 - they will mediate
 
Toekomende tijd II
- ik zal gemiddeld hebben
 - jij zult gemiddeld hebben
 - hij/zij/het zal gemiddeld hebben
 - wij zullen gemiddeld hebben
 - jullie zullen gemiddeld hebben
 - zij zullen gemiddeld hebben
 
Future perfect
- I will have mediated
 - you will have mediated
 - he/she/it will have mediated
 - we will have mediated
 - you will have mediated
 - they will have mediated
 
Conditionalis I
- ik zou middelen
 - jij zou middelen
 - hij/zij/het zou middelen
 - wij zouden middelen
 - jullie zouden middelen
 - zij zouden middelen
 
Conditional present
- I would mediate
 - you would mediate
 - he/she/it would mediate
 - we would mediate
 - you would mediate
 - they would mediate
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gemiddeld
 - jij zou hebben gemiddeld
 - hij/zij/het zou hebben gemiddeld
 - wij zouden hebben gemiddeld
 - jullie zouden hebben gemiddeld
 - zij zouden hebben gemiddeld
 
Conditional perfect
- I would have mediated
 - you would have mediated
 - he/she/it would have mediated
 - we would have mediated
 - you would have mediated
 - they would have mediated
 
Imperatief
- jij middel
 - jullie middelt
 
Imperative
- you mediate
 - you mediate