Vervoeging van moderniseren

Onbepaalde wijs (infinitief): moderniseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik moderniseer
    • jij moderniseert
    • hij/zij/het moderniseert
    • wij moderniseren
    • jullie moderniseren
    • zij moderniseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik moderniseerde
    • jij moderniseerde
    • hij/zij/het moderniseerde
    • wij moderniseerden
    • jullie moderniseerden
    • zij moderniseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemoderniseerd
    • jij hebt gemoderniseerd
    • hij/zij/het heeft gemoderniseerd
    • wij hebben gemoderniseerd
    • jullie hebben gemoderniseerd
    • zij hebben gemoderniseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemoderniseerd
    • jij had gemoderniseerd
    • hij/zij/het had gemoderniseerd
    • wij hadden gemoderniseerd
    • jullie hadden gemoderniseerd
    • zij hadden gemoderniseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal moderniseren
    • jij zult moderniseren
    • hij/zij/het zal moderniseren
    • wij zullen moderniseren
    • jullie zullen moderniseren
    • zij zullen moderniseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemoderniseerd hebben
    • jij zult gemoderniseerd hebben
    • hij/zij/het zal gemoderniseerd hebben
    • wij zullen gemoderniseerd hebben
    • jullie zullen gemoderniseerd hebben
    • zij zullen gemoderniseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou moderniseren
    • jij zou moderniseren
    • hij/zij/het zou moderniseren
    • wij zouden moderniseren
    • jullie zouden moderniseren
    • zij zouden moderniseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemoderniseerd
    • jij zou hebben gemoderniseerd
    • hij/zij/het zou hebben gemoderniseerd
    • wij zouden hebben gemoderniseerd
    • jullie zouden hebben gemoderniseerd
    • zij zouden hebben gemoderniseerd
  • Imperatief

    • jij moderniseer
    • jullie moderniseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van moderniseren