Vervoeging van nafluiten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik fluit na
    • jij fluit na
    • hij/zij/het fluit na
    • wij fluiten na
    • jullie fluiten na
    • zij fluiten na
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik floot na
    • jij floot na
    • hij/zij/het floot na
    • wij floten na
    • jullie floten na
    • zij floten na
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb nagefloten
    • jij hebt nagefloten
    • hij/zij/het heeft nagefloten
    • wij hebben nagefloten
    • jullie hebben nagefloten
    • zij hebben nagefloten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had nagefloten
    • jij had nagefloten
    • hij/zij/het had nagefloten
    • wij hadden nagefloten
    • jullie hadden nagefloten
    • zij hadden nagefloten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal nafluiten
    • jij zult nafluiten
    • hij/zij/het zal nafluiten
    • wij zullen nafluiten
    • jullie zullen nafluiten
    • zij zullen nafluiten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal nagefloten hebben
    • jij zult nagefloten hebben
    • hij/zij/het zal nagefloten hebben
    • wij zullen nagefloten hebben
    • jullie zullen nagefloten hebben
    • zij zullen nagefloten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou nafluiten
    • jij zou nafluiten
    • hij/zij/het zou nafluiten
    • wij zouden nafluiten
    • jullie zouden nafluiten
    • zij zouden nafluiten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben nagefloten
    • jij zou hebben nagefloten
    • hij/zij/het zou hebben nagefloten
    • wij zouden hebben nagefloten
    • jullie zouden hebben nagefloten
    • zij zouden hebben nagefloten
  • Imperatief

    • jij fluit na
    • jullie fluit na

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nafluiten