Vervoeging van natafelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik tafel na
    • jij tafelt na
    • hij/zij/het tafelt na
    • wij tafelen na
    • jullie tafelen na
    • zij tafelen na
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tafelde na
    • jij tafelde na
    • hij/zij/het tafelde na
    • wij tafelden na
    • jullie tafelden na
    • zij tafelden na
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb nagetafeld
    • jij hebt nagetafeld
    • hij/zij/het heeft nagetafeld
    • wij hebben nagetafeld
    • jullie hebben nagetafeld
    • zij hebben nagetafeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had nagetafeld
    • jij had nagetafeld
    • hij/zij/het had nagetafeld
    • wij hadden nagetafeld
    • jullie hadden nagetafeld
    • zij hadden nagetafeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal natafelen
    • jij zult natafelen
    • hij/zij/het zal natafelen
    • wij zullen natafelen
    • jullie zullen natafelen
    • zij zullen natafelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal nagetafeld hebben
    • jij zult nagetafeld hebben
    • hij/zij/het zal nagetafeld hebben
    • wij zullen nagetafeld hebben
    • jullie zullen nagetafeld hebben
    • zij zullen nagetafeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou natafelen
    • jij zou natafelen
    • hij/zij/het zou natafelen
    • wij zouden natafelen
    • jullie zouden natafelen
    • zij zouden natafelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben nagetafeld
    • jij zou hebben nagetafeld
    • hij/zij/het zou hebben nagetafeld
    • wij zouden hebben nagetafeld
    • jullie zouden hebben nagetafeld
    • zij zouden hebben nagetafeld
  • Imperatief

    • jij tafel na
    • jullie tafelt na

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van natafelen