Vervoeging van normaliseren
Onbepaalde wijs (infinitief): normaliseren
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik normaliseer
- jij normaliseert
- hij/zij/het normaliseert
- wij normaliseren
- jullie normaliseren
- zij normaliseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik normaliseerde
- jij normaliseerde
- hij/zij/het normaliseerde
- wij normaliseerden
- jullie normaliseerden
- zij normaliseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genormaliseerd
- jij hebt genormaliseerd
- hij/zij/het heeft genormaliseerd
- wij hebben genormaliseerd
- jullie hebben genormaliseerd
- zij hebben genormaliseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had genormaliseerd
- jij had genormaliseerd
- hij/zij/het had genormaliseerd
- wij hadden genormaliseerd
- jullie hadden genormaliseerd
- zij hadden genormaliseerd
Toekomende tijd I
- ik zal normaliseren
- jij zult normaliseren
- hij/zij/het zal normaliseren
- wij zullen normaliseren
- jullie zullen normaliseren
- zij zullen normaliseren
Toekomende tijd II
- ik zal genormaliseerd hebben
- jij zult genormaliseerd hebben
- hij/zij/het zal genormaliseerd hebben
- wij zullen genormaliseerd hebben
- jullie zullen genormaliseerd hebben
- zij zullen genormaliseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou normaliseren
- jij zou normaliseren
- hij/zij/het zou normaliseren
- wij zouden normaliseren
- jullie zouden normaliseren
- zij zouden normaliseren
Conditionalis II
- ik zou hebben genormaliseerd
- jij zou hebben genormaliseerd
- hij/zij/het zou hebben genormaliseerd
- wij zouden hebben genormaliseerd
- jullie zouden hebben genormaliseerd
- zij zouden hebben genormaliseerd
Imperatief
- jij normaliseer
- jullie normaliseert