Vervoeging van normaliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): normaliseren

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik normaliseer
    • jij normaliseert
    • hij/zij/het normaliseert
    • wij normaliseren
    • jullie normaliseren
    • zij normaliseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik normaliseerde
    • jij normaliseerde
    • hij/zij/het normaliseerde
    • wij normaliseerden
    • jullie normaliseerden
    • zij normaliseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb genormaliseerd
    • jij hebt genormaliseerd
    • hij/zij/het heeft genormaliseerd
    • wij hebben genormaliseerd
    • jullie hebben genormaliseerd
    • zij hebben genormaliseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had genormaliseerd
    • jij had genormaliseerd
    • hij/zij/het had genormaliseerd
    • wij hadden genormaliseerd
    • jullie hadden genormaliseerd
    • zij hadden genormaliseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal normaliseren
    • jij zult normaliseren
    • hij/zij/het zal normaliseren
    • wij zullen normaliseren
    • jullie zullen normaliseren
    • zij zullen normaliseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal genormaliseerd hebben
    • jij zult genormaliseerd hebben
    • hij/zij/het zal genormaliseerd hebben
    • wij zullen genormaliseerd hebben
    • jullie zullen genormaliseerd hebben
    • zij zullen genormaliseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou normaliseren
    • jij zou normaliseren
    • hij/zij/het zou normaliseren
    • wij zouden normaliseren
    • jullie zouden normaliseren
    • zij zouden normaliseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben genormaliseerd
    • jij zou hebben genormaliseerd
    • hij/zij/het zou hebben genormaliseerd
    • wij zouden hebben genormaliseerd
    • jullie zouden hebben genormaliseerd
    • zij zouden hebben genormaliseerd
  • Imperatief

    • jij normaliseer
    • jullie normaliseert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van normaliseren