Vervoeging van omprogrammeren

Onbepaalde wijs (infinitief): omprogrammeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik programmeer om
    • jij programmeert om
    • hij/zij/het programmeert om
    • wij programmeren om
    • jullie programmeren om
    • zij programmeren om
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik programmeerde om
    • jij programmeerde om
    • hij/zij/het programmeerde om
    • wij programmeerden om
    • jullie programmeerden om
    • zij programmeerden om
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb omgeprogrammeerd
    • jij hebt omgeprogrammeerd
    • hij/zij/het heeft omgeprogrammeerd
    • wij hebben omgeprogrammeerd
    • jullie hebben omgeprogrammeerd
    • zij hebben omgeprogrammeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had omgeprogrammeerd
    • jij had omgeprogrammeerd
    • hij/zij/het had omgeprogrammeerd
    • wij hadden omgeprogrammeerd
    • jullie hadden omgeprogrammeerd
    • zij hadden omgeprogrammeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omprogrammeren
    • jij zult omprogrammeren
    • hij/zij/het zal omprogrammeren
    • wij zullen omprogrammeren
    • jullie zullen omprogrammeren
    • zij zullen omprogrammeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omgeprogrammeerd hebben
    • jij zult omgeprogrammeerd hebben
    • hij/zij/het zal omgeprogrammeerd hebben
    • wij zullen omgeprogrammeerd hebben
    • jullie zullen omgeprogrammeerd hebben
    • zij zullen omgeprogrammeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou omprogrammeren
    • jij zou omprogrammeren
    • hij/zij/het zou omprogrammeren
    • wij zouden omprogrammeren
    • jullie zouden omprogrammeren
    • zij zouden omprogrammeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben omgeprogrammeerd
    • jij zou hebben omgeprogrammeerd
    • hij/zij/het zou hebben omgeprogrammeerd
    • wij zouden hebben omgeprogrammeerd
    • jullie zouden hebben omgeprogrammeerd
    • zij zouden hebben omgeprogrammeerd
  • Imperatief

    • jij programmeer om
    • jullie programmeert om