Vervoeging van omvervallen

Onbepaalde wijs (infinitief): omvervallen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik val omver
    • jij valt omver
    • hij/zij/het valt omver
    • wij vallen omver
    • jullie vallen omver
    • zij vallen omver
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik viel omver
    • jij viel omver
    • hij/zij/het viel omver
    • wij vielen omver
    • jullie vielen omver
    • zij vielen omver
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben omvergevallen
    • jij bent omvergevallen
    • hij/zij/het is omvergevallen
    • wij zijn omvergevallen
    • jullie zijn omvergevallen
    • zij zijn omvergevallen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was omvergevallen
    • jij was omvergevallen
    • hij/zij/het was omvergevallen
    • wij waren omvergevallen
    • jullie waren omvergevallen
    • zij waren omvergevallen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omvervallen
    • jij zult omvervallen
    • hij/zij/het zal omvervallen
    • wij zullen omvervallen
    • jullie zullen omvervallen
    • zij zullen omvervallen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omvergevallen zijn
    • jij zult omvergevallen zijn
    • hij/zij/het zal omvergevallen zijn
    • wij zullen omvergevallen zijn
    • jullie zullen omvergevallen zijn
    • zij zullen omvergevallen zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou omvervallen
    • jij zou omvervallen
    • hij/zij/het zou omvervallen
    • wij zouden omvervallen
    • jullie zouden omvervallen
    • zij zouden omvervallen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn omvergevallen
    • jij zou zijn omvergevallen
    • hij/zij/het zou zijn omvergevallen
    • wij zouden zijn omvergevallen
    • jullie zouden zijn omvergevallen
    • zij zouden zijn omvergevallen
  • Imperatief

    • jij val omver
    • jullie valt omver

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van omvervallen