Vervoeging van onderbouwen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderbouw
- jij onderbouwt
- hij/zij/het onderbouwt
- wij onderbouwen
- jullie onderbouwen
- zij onderbouwen
Onvoltooid verleden tijd
- ik onderbouwde
- jij onderbouwde
- hij/zij/het onderbouwde
- wij onderbouwden
- jullie onderbouwden
- zij onderbouwden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onderbouwd
- jij hebt onderbouwd
- hij/zij/het heeft onderbouwd
- wij hebben onderbouwd
- jullie hebben onderbouwd
- zij hebben onderbouwd
Voltooid verleden tijd
- ik had onderbouwd
- jij had onderbouwd
- hij/zij/het had onderbouwd
- wij hadden onderbouwd
- jullie hadden onderbouwd
- zij hadden onderbouwd
Toekomende tijd I
- ik zal onderbouwen
- jij zult onderbouwen
- hij/zij/het zal onderbouwen
- wij zullen onderbouwen
- jullie zullen onderbouwen
- zij zullen onderbouwen
Toekomende tijd II
- ik zal onderbouwd hebben
- jij zult onderbouwd hebben
- hij/zij/het zal onderbouwd hebben
- wij zullen onderbouwd hebben
- jullie zullen onderbouwd hebben
- zij zullen onderbouwd hebben
Conditionalis I
- ik zou onderbouwen
- jij zou onderbouwen
- hij/zij/het zou onderbouwen
- wij zouden onderbouwen
- jullie zouden onderbouwen
- zij zouden onderbouwen
Conditionalis II
- ik zou hebben onderbouwd
- jij zou hebben onderbouwd
- hij/zij/het zou hebben onderbouwd
- wij zouden hebben onderbouwd
- jullie zouden hebben onderbouwd
- zij zouden hebben onderbouwd
Imperatief
- jij onderbouw
- jullie onderbouwt