Vervoeging van onderuitzakken

Onbepaalde wijs (infinitief): onderuitzakken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zak onderuit
    • jij zakt onderuit
    • hij/zij/het zakt onderuit
    • wij zakken onderuit
    • jullie zakken onderuit
    • zij zakken onderuit
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zakte onderuit
    • jij zakte onderuit
    • hij/zij/het zakte onderuit
    • wij zakten onderuit
    • jullie zakten onderuit
    • zij zakten onderuit
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben onderuitgezakt
    • jij bent onderuitgezakt
    • hij/zij/het is onderuitgezakt
    • wij zijn onderuitgezakt
    • jullie zijn onderuitgezakt
    • zij zijn onderuitgezakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was onderuitgezakt
    • jij was onderuitgezakt
    • hij/zij/het was onderuitgezakt
    • wij waren onderuitgezakt
    • jullie waren onderuitgezakt
    • zij waren onderuitgezakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal onderuitzakken
    • jij zult onderuitzakken
    • hij/zij/het zal onderuitzakken
    • wij zullen onderuitzakken
    • jullie zullen onderuitzakken
    • zij zullen onderuitzakken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal onderuitgezakt zijn
    • jij zult onderuitgezakt zijn
    • hij/zij/het zal onderuitgezakt zijn
    • wij zullen onderuitgezakt zijn
    • jullie zullen onderuitgezakt zijn
    • zij zullen onderuitgezakt zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou onderuitzakken
    • jij zou onderuitzakken
    • hij/zij/het zou onderuitzakken
    • wij zouden onderuitzakken
    • jullie zouden onderuitzakken
    • zij zouden onderuitzakken
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn onderuitgezakt
    • jij zou zijn onderuitgezakt
    • hij/zij/het zou zijn onderuitgezakt
    • wij zouden zijn onderuitgezakt
    • jullie zouden zijn onderuitgezakt
    • zij zouden zijn onderuitgezakt
  • Imperatief

    • jij zak onderuit
    • jullie zakt onderuit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van onderuitzakken