Vervoeging van ontslippen

Onbepaalde wijs (infinitief): ontslippen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontslip
    • jij ontslipt
    • hij/zij/het ontslipt
    • wij ontslippen
    • jullie ontslippen
    • zij ontslippen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontslipte
    • jij ontslipte
    • hij/zij/het ontslipte
    • wij ontslipten
    • jullie ontslipten
    • zij ontslipten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben ontslipt
    • jij bent ontslipt
    • hij/zij/het is ontslipt
    • wij zijn ontslipt
    • jullie zijn ontslipt
    • zij zijn ontslipt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was ontslipt
    • jij was ontslipt
    • hij/zij/het was ontslipt
    • wij waren ontslipt
    • jullie waren ontslipt
    • zij waren ontslipt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontslippen
    • jij zult ontslippen
    • hij/zij/het zal ontslippen
    • wij zullen ontslippen
    • jullie zullen ontslippen
    • zij zullen ontslippen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontslipt zijn
    • jij zult ontslipt zijn
    • hij/zij/het zal ontslipt zijn
    • wij zullen ontslipt zijn
    • jullie zullen ontslipt zijn
    • zij zullen ontslipt zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou ontslippen
    • jij zou ontslippen
    • hij/zij/het zou ontslippen
    • wij zouden ontslippen
    • jullie zouden ontslippen
    • zij zouden ontslippen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn ontslipt
    • jij zou zijn ontslipt
    • hij/zij/het zou zijn ontslipt
    • wij zouden zijn ontslipt
    • jullie zouden zijn ontslipt
    • zij zouden zijn ontslipt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontslippen