Vervoeging van ontvreemden

Onbepaalde wijs (infinitief): ontvreemden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontvreemd
    • jij ontvreemdt
    • hij/zij/het ontvreemdt
    • wij ontvreemden
    • jullie ontvreemden
    • zij ontvreemden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontvreemdde
    • jij ontvreemdde
    • hij/zij/het ontvreemdde
    • wij ontvreemdden
    • jullie ontvreemdden
    • zij ontvreemdden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontvreemd
    • jij hebt ontvreemd
    • hij/zij/het heeft ontvreemd
    • wij hebben ontvreemd
    • jullie hebben ontvreemd
    • zij hebben ontvreemd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontvreemd
    • jij had ontvreemd
    • hij/zij/het had ontvreemd
    • wij hadden ontvreemd
    • jullie hadden ontvreemd
    • zij hadden ontvreemd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontvreemden
    • jij zult ontvreemden
    • hij/zij/het zal ontvreemden
    • wij zullen ontvreemden
    • jullie zullen ontvreemden
    • zij zullen ontvreemden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontvreemd hebben
    • jij zult ontvreemd hebben
    • hij/zij/het zal ontvreemd hebben
    • wij zullen ontvreemd hebben
    • jullie zullen ontvreemd hebben
    • zij zullen ontvreemd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontvreemden
    • jij zou ontvreemden
    • hij/zij/het zou ontvreemden
    • wij zouden ontvreemden
    • jullie zouden ontvreemden
    • zij zouden ontvreemden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontvreemd
    • jij zou hebben ontvreemd
    • hij/zij/het zou hebben ontvreemd
    • wij zouden hebben ontvreemd
    • jullie zouden hebben ontvreemd
    • zij zouden hebben ontvreemd
  • Imperatief

    • jij ontvreemd
    • jullie ontvreemdt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontvreemden