Vervoeging van ontwerpen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontwerp
    • jij ontwerpt
    • hij/zij/het ontwerpt
    • wij ontwerpen
    • jullie ontwerpen
    • zij ontwerpen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontwierp
    • jij ontwierp
    • hij/zij/het ontwierp
    • wij ontwierpen
    • jullie ontwierpen
    • zij ontwierpen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontworpen
    • jij hebt ontworpen
    • hij/zij/het heeft ontworpen
    • wij hebben ontworpen
    • jullie hebben ontworpen
    • zij hebben ontworpen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontworpen
    • jij had ontworpen
    • hij/zij/het had ontworpen
    • wij hadden ontworpen
    • jullie hadden ontworpen
    • zij hadden ontworpen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontwerpen
    • jij zult ontwerpen
    • hij/zij/het zal ontwerpen
    • wij zullen ontwerpen
    • jullie zullen ontwerpen
    • zij zullen ontwerpen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontworpen hebben
    • jij zult ontworpen hebben
    • hij/zij/het zal ontworpen hebben
    • wij zullen ontworpen hebben
    • jullie zullen ontworpen hebben
    • zij zullen ontworpen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontwerpen
    • jij zou ontwerpen
    • hij/zij/het zou ontwerpen
    • wij zouden ontwerpen
    • jullie zouden ontwerpen
    • zij zouden ontwerpen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontworpen
    • jij zou hebben ontworpen
    • hij/zij/het zou hebben ontworpen
    • wij zouden hebben ontworpen
    • jullie zouden hebben ontworpen
    • zij zouden hebben ontworpen
  • Imperatief

    • jij ontwerp
    • jullie ontwerpt