Vervoeging van onweren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het onweert
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het onweerde
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft geönweerd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had geönweerd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal onweren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal geönweerd hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zult onweren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zult hebben geönweerd