Vervoeging van opbraden
Onbepaalde wijs (infinitief): opbraden
				
				Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik braad op
 - jij braadt op
 - hij/zij/het braadt op
 - wij braden op
 - jullie braden op
 - zij braden op
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik braadde op
 - jij braadde op
 - hij/zij/het braadde op
 - wij braadden op
 - jullie braadden op
 - zij braadden op
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgebraden
 - jij hebt opgebraden
 - hij/zij/het heeft opgebraden
 - wij hebben opgebraden
 - jullie hebben opgebraden
 - zij hebben opgebraden
 
Voltooid verleden tijd
- ik had opgebraden
 - jij had opgebraden
 - hij/zij/het had opgebraden
 - wij hadden opgebraden
 - jullie hadden opgebraden
 - zij hadden opgebraden
 
Toekomende tijd I
- ik zal opbraden
 - jij zult opbraden
 - hij/zij/het zal opbraden
 - wij zullen opbraden
 - jullie zullen opbraden
 - zij zullen opbraden
 
Toekomende tijd II
- ik zal opgebraden hebben
 - jij zult opgebraden hebben
 - hij/zij/het zal opgebraden hebben
 - wij zullen opgebraden hebben
 - jullie zullen opgebraden hebben
 - zij zullen opgebraden hebben
 
Conditionalis I
- ik zou opbraden
 - jij zou opbraden
 - hij/zij/het zou opbraden
 - wij zouden opbraden
 - jullie zouden opbraden
 - zij zouden opbraden
 
Conditionalis II
- ik zou hebben opgebraden
 - jij zou hebben opgebraden
 - hij/zij/het zou hebben opgebraden
 - wij zouden hebben opgebraden
 - jullie zouden hebben opgebraden
 - zij zouden hebben opgebraden
 
Imperatief
- jij braad op
 - jullie braadt op