Vervoeging van opvissen
Onbepaalde wijs (infinitief): opvissen
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vis op
 - jij vist op
 - hij/zij/het vist op
 - wij vissen op
 - jullie vissen op
 - zij vissen op
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik viste op
 - jij viste op
 - hij/zij/het viste op
 - wij visten op
 - jullie visten op
 - zij visten op
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevist
 - jij hebt opgevist
 - hij/zij/het heeft opgevist
 - wij hebben opgevist
 - jullie hebben opgevist
 - zij hebben opgevist
 
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevist
 - jij had opgevist
 - hij/zij/het had opgevist
 - wij hadden opgevist
 - jullie hadden opgevist
 - zij hadden opgevist
 
Toekomende tijd I
- ik zal opvissen
 - jij zult opvissen
 - hij/zij/het zal opvissen
 - wij zullen opvissen
 - jullie zullen opvissen
 - zij zullen opvissen
 
Toekomende tijd II
- ik zal opgevist hebben
 - jij zult opgevist hebben
 - hij/zij/het zal opgevist hebben
 - wij zullen opgevist hebben
 - jullie zullen opgevist hebben
 - zij zullen opgevist hebben
 
Conditionalis I
- ik zou opvissen
 - jij zou opvissen
 - hij/zij/het zou opvissen
 - wij zouden opvissen
 - jullie zouden opvissen
 - zij zouden opvissen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevist
 - jij zou hebben opgevist
 - hij/zij/het zou hebben opgevist
 - wij zouden hebben opgevist
 - jullie zouden hebben opgevist
 - zij zouden hebben opgevist
 
Imperatief
- jij vis op
 - jullie vist op