Vervoeging van opzijleggen

Onbepaalde wijs (infinitief): opzijleggen

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik leg opzij
    • jij legt opzij
    • hij/zij/het legt opzij
    • wij leggen opzij
    • jullie leggen opzij
    • zij leggen opzij
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik legde opzij
    • jij legde opzij
    • hij/zij/het legde opzij
    • wij legden opzij
    • jullie legden opzij
    • zij legden opzij
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opzijgelegd
    • jij hebt opzijgelegd
    • hij/zij/het heeft opzijgelegd
    • wij hebben opzijgelegd
    • jullie hebben opzijgelegd
    • zij hebben opzijgelegd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opzijgelegd
    • jij had opzijgelegd
    • hij/zij/het had opzijgelegd
    • wij hadden opzijgelegd
    • jullie hadden opzijgelegd
    • zij hadden opzijgelegd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opzijleggen
    • jij zult opzijleggen
    • hij/zij/het zal opzijleggen
    • wij zullen opzijleggen
    • jullie zullen opzijleggen
    • zij zullen opzijleggen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opzijgelegd hebben
    • jij zult opzijgelegd hebben
    • hij/zij/het zal opzijgelegd hebben
    • wij zullen opzijgelegd hebben
    • jullie zullen opzijgelegd hebben
    • zij zullen opzijgelegd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opzijleggen
    • jij zou opzijleggen
    • hij/zij/het zou opzijleggen
    • wij zouden opzijleggen
    • jullie zouden opzijleggen
    • zij zouden opzijleggen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opzijgelegd
    • jij zou hebben opzijgelegd
    • hij/zij/het zou hebben opzijgelegd
    • wij zouden hebben opzijgelegd
    • jullie zouden hebben opzijgelegd
    • zij zouden hebben opzijgelegd
  • Imperatief

    • jij leg opzij
    • jullie legt opzij

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opzijleggen