Vervoeging van overwasemen

Onbepaalde wijs (infinitief): overwasemen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik wasem over
    • jij wasemt over
    • hij/zij/het wasemt over
    • wij wasemen over
    • jullie wasemen over
    • zij wasemen over
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wasemde over
    • jij wasemde over
    • hij/zij/het wasemde over
    • wij wasemden over
    • jullie wasemden over
    • zij wasemden over
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overgewasemd
    • jij hebt overgewasemd
    • hij/zij/het heeft overgewasemd
    • wij hebben overgewasemd
    • jullie hebben overgewasemd
    • zij hebben overgewasemd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overgewasemd
    • jij had overgewasemd
    • hij/zij/het had overgewasemd
    • wij hadden overgewasemd
    • jullie hadden overgewasemd
    • zij hadden overgewasemd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overwasemen
    • jij zult overwasemen
    • hij/zij/het zal overwasemen
    • wij zullen overwasemen
    • jullie zullen overwasemen
    • zij zullen overwasemen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overgewasemd hebben
    • jij zult overgewasemd hebben
    • hij/zij/het zal overgewasemd hebben
    • wij zullen overgewasemd hebben
    • jullie zullen overgewasemd hebben
    • zij zullen overgewasemd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overwasemen
    • jij zou overwasemen
    • hij/zij/het zou overwasemen
    • wij zouden overwasemen
    • jullie zouden overwasemen
    • zij zouden overwasemen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overgewasemd
    • jij zou hebben overgewasemd
    • hij/zij/het zou hebben overgewasemd
    • wij zouden hebben overgewasemd
    • jullie zouden hebben overgewasemd
    • zij zouden hebben overgewasemd
  • Imperatief

    • jij wasem over
    • jullie wasemt over