Vervoeging van overwinteren

Onbepaalde wijs (infinitief): overwinteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik overwinter
    • jij overwintert
    • hij/zij/het overwintert
    • wij overwinteren
    • jullie overwinteren
    • zij overwinteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik overwinterde
    • jij overwinterde
    • hij/zij/het overwinterde
    • wij overwinterden
    • jullie overwinterden
    • zij overwinterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overwinterd
    • jij hebt overwinterd
    • hij/zij/het heeft overwinterd
    • wij hebben overwinterd
    • jullie hebben overwinterd
    • zij hebben overwinterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overwinterd
    • jij had overwinterd
    • hij/zij/het had overwinterd
    • wij hadden overwinterd
    • jullie hadden overwinterd
    • zij hadden overwinterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overwinteren
    • jij zult overwinteren
    • hij/zij/het zal overwinteren
    • wij zullen overwinteren
    • jullie zullen overwinteren
    • zij zullen overwinteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overwinterd hebben
    • jij zult overwinterd hebben
    • hij/zij/het zal overwinterd hebben
    • wij zullen overwinterd hebben
    • jullie zullen overwinterd hebben
    • zij zullen overwinterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overwinteren
    • jij zou overwinteren
    • hij/zij/het zou overwinteren
    • wij zouden overwinteren
    • jullie zouden overwinteren
    • zij zouden overwinteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overwinterd
    • jij zou hebben overwinterd
    • hij/zij/het zou hebben overwinterd
    • wij zouden hebben overwinterd
    • jullie zouden hebben overwinterd
    • zij zouden hebben overwinterd
  • Imperatief

    • jij overwinter
    • jullie overwintert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overwinteren