Vervoeging van persifleren

Onbepaalde wijs (infinitief): persifleren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik persifleer
    • jij persifleert
    • hij/zij/het persifleert
    • wij persifleren
    • jullie persifleren
    • zij persifleren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik persifleerde
    • jij persifleerde
    • hij/zij/het persifleerde
    • wij persifleerden
    • jullie persifleerden
    • zij persifleerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gepersifleerd
    • jij hebt gepersifleerd
    • hij/zij/het heeft gepersifleerd
    • wij hebben gepersifleerd
    • jullie hebben gepersifleerd
    • zij hebben gepersifleerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gepersifleerd
    • jij had gepersifleerd
    • hij/zij/het had gepersifleerd
    • wij hadden gepersifleerd
    • jullie hadden gepersifleerd
    • zij hadden gepersifleerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal persifleren
    • jij zult persifleren
    • hij/zij/het zal persifleren
    • wij zullen persifleren
    • jullie zullen persifleren
    • zij zullen persifleren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gepersifleerd hebben
    • jij zult gepersifleerd hebben
    • hij/zij/het zal gepersifleerd hebben
    • wij zullen gepersifleerd hebben
    • jullie zullen gepersifleerd hebben
    • zij zullen gepersifleerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou persifleren
    • jij zou persifleren
    • hij/zij/het zou persifleren
    • wij zouden persifleren
    • jullie zouden persifleren
    • zij zouden persifleren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gepersifleerd
    • jij zou hebben gepersifleerd
    • hij/zij/het zou hebben gepersifleerd
    • wij zouden hebben gepersifleerd
    • jullie zouden hebben gepersifleerd
    • zij zouden hebben gepersifleerd
  • Imperatief

    • jij persifleer
    • jullie persifleert