Vervoeging van pinceren
Onbepaalde wijs (infinitief): pinceren
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pinceer
 - jij pinceert
 - hij/zij/het pinceert
 - wij pinceren
 - jullie pinceren
 - zij pinceren
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik pinceerde
 - jij pinceerde
 - hij/zij/het pinceerde
 - wij pinceerden
 - jullie pinceerden
 - zij pinceerden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepinceerd
 - jij hebt gepinceerd
 - hij/zij/het heeft gepinceerd
 - wij hebben gepinceerd
 - jullie hebben gepinceerd
 - zij hebben gepinceerd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gepinceerd
 - jij had gepinceerd
 - hij/zij/het had gepinceerd
 - wij hadden gepinceerd
 - jullie hadden gepinceerd
 - zij hadden gepinceerd
 
Toekomende tijd I
- ik zal pinceren
 - jij zult pinceren
 - hij/zij/het zal pinceren
 - wij zullen pinceren
 - jullie zullen pinceren
 - zij zullen pinceren
 
Toekomende tijd II
- ik zal gepinceerd hebben
 - jij zult gepinceerd hebben
 - hij/zij/het zal gepinceerd hebben
 - wij zullen gepinceerd hebben
 - jullie zullen gepinceerd hebben
 - zij zullen gepinceerd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou pinceren
 - jij zou pinceren
 - hij/zij/het zou pinceren
 - wij zouden pinceren
 - jullie zouden pinceren
 - zij zouden pinceren
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gepinceerd
 - jij zou hebben gepinceerd
 - hij/zij/het zou hebben gepinceerd
 - wij zouden hebben gepinceerd
 - jullie zouden hebben gepinceerd
 - zij zouden hebben gepinceerd
 
Imperatief
- jij pinceer
 - jullie pinceert