Vervoeging van pretenderen
Onbepaalde wijs (infinitief): pretenderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pretendeer
- jij pretendeert
- hij/zij/het pretendeert
- wij pretenderen
- jullie pretenderen
- zij pretenderen
Present
- I declare
- you declare
- he/she/it declares
- we declare
- you declare
- they declare
Onvoltooid verleden tijd
- ik pretendeerde
- jij pretendeerde
- hij/zij/het pretendeerde
- wij pretendeerden
- jullie pretendeerden
- zij pretendeerden
Simple past
- I declared
- you declared
- he/she/it declared
- we declared
- you declared
- they declared
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepretendeerd
- jij hebt gepretendeerd
- hij/zij/het heeft gepretendeerd
- wij hebben gepretendeerd
- jullie hebben gepretendeerd
- zij hebben gepretendeerd
Present perfect
- I have declared
- you have declared
- he/she/it has declared
- we have declared
- you have declared
- they have declared
Voltooid verleden tijd
- ik had gepretendeerd
- jij had gepretendeerd
- hij/zij/het had gepretendeerd
- wij hadden gepretendeerd
- jullie hadden gepretendeerd
- zij hadden gepretendeerd
Past perfect
- I had declared
- you had declared
- he/she/it had declared
- we had declared
- you had declared
- they had declared
Toekomende tijd I
- ik zal pretenderen
- jij zult pretenderen
- hij/zij/het zal pretenderen
- wij zullen pretenderen
- jullie zullen pretenderen
- zij zullen pretenderen
Future
- I will declare
- you will declare
- he/she/it will declare
- we will declare
- you will declare
- they will declare
Toekomende tijd II
- ik zal gepretendeerd hebben
- jij zult gepretendeerd hebben
- hij/zij/het zal gepretendeerd hebben
- wij zullen gepretendeerd hebben
- jullie zullen gepretendeerd hebben
- zij zullen gepretendeerd hebben
Future perfect
- I will have declared
- you will have declared
- he/she/it will have declared
- we will have declared
- you will have declared
- they will have declared
Conditionalis I
- ik zou pretenderen
- jij zou pretenderen
- hij/zij/het zou pretenderen
- wij zouden pretenderen
- jullie zouden pretenderen
- zij zouden pretenderen
Conditional present
- I would declare
- you would declare
- he/she/it would declare
- we would declare
- you would declare
- they would declare
Conditionalis II
- ik zou hebben gepretendeerd
- jij zou hebben gepretendeerd
- hij/zij/het zou hebben gepretendeerd
- wij zouden hebben gepretendeerd
- jullie zouden hebben gepretendeerd
- zij zouden hebben gepretendeerd
Conditional perfect
- I would have declared
- you would have declared
- he/she/it would have declared
- we would have declared
- you would have declared
- they would have declared
Imperatief
- jij pretendeer
- jullie pretendeert
Imperative
- you declare
- you declare